In het dorp, waar stilte woont,
Waar de dagen dof en kil voorbijgaan,
Ligt Goudriaan, in nevels verstrooid,
Verloren licht, een verborgen bestaan.De bomen buigen in diepe rouw,
De polders zwijgen als oude graven,
Maar in de verte, over natte dauw,
Licht iets dat hoop durft te dragen.Wij bouwen hoog, met stro en hand,
Tillen spiegels naar de hemelrand,
En ergens, door het waas heen,
Gloort iets dat ooit was, maar verdween.“Keer terug,” fluistert de wetering zacht,
En een straal breekt door de sombere nacht.Dichter des Gouweriaans
Geef een reactie