donderdag 10 september

Rijswijk, 5:30 u.

Ik doe mijn ogen open en zie twee bruine oogjes naar mij staren. Het is Artin. Mijn zoontje. Ook malief wordt automatisch wakker om te gaan werken. Een wekker is niet meer nodig. Papa gaat werken.

Artin en ik doen het rustig aan. Nadat we hebben ontbeten zijn we even gaan wandelen. We zouden vandaag eigenlijk naar oma in Goudriaan gaan, maar de plannen zijn gewijzigd. We zijn de stad ingegaan om een cadeautje te kopen voor een neefje die volgende week jarig is. Eenmaal thuis aangekomen merk ik hoe snel de tijd vliegt en moet als de malle gaan koken.

Ik besluit om ghorme sabzi te maken. Een Iraans gerecht. Die geur. Zo lekker.

De bel gaat. Het is mijn buurman die de post komt brengen. Luidruchtig is hij, man man man. Hij praat zo hard. Ik sta naast je vriend, denk ik altijd. Maar o zo lief is hij. Terwijl ik 1.5 m naast hem sta roept die keihard met een Haags accent: “Seu meit, ben je weer van da spul an et make? Dat Marrokkaanse? Ja, da reok ik al. Lekkah!” Ja ik ben weer van dat “Marokkaanse” spul aan het maken. Ik zal je straks wel wat komen brengen,dan kun je het proeven, zeg ik. “Ohh, nee joh meit, ik lust die dingen nie joh! Is het couscous? Vin k nie lekka joh”. Ik zal hem de volgende keer wat brengen. Wedden dat die het lust.

Nadat we heerlijk hebben gegeten en ik Artin in bed heb gelegd heb ik nog wat huiswerk. Tekst leren voor een volgend theaterproductie. Nog voordat ik het script opensla hoor ik Artin huilen. Het is een lange nacht geworden.

Nazanin Taheri

Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke week een bericht met de nieuwste verhalen.
Abonneer je op onze nieuwsbrief en ontvang elke week een bericht met de nieuwste verhalen.