Dagboek van Dikkie
Ik ben Dikkie, augustus 2018 ben ik geboren op een boerderij in Goudriaan. Ik was de dikste van een nestjes poesjes. Daar heb ik mijn naam aan te danken. De dierenarts heeft wel eens tegen mij gezegd dat ik mijn naam eer aan doe. Daarom moet ik tegenwoordig light-brokjes eten. De assistente van de dierenarts heeft uitgerekend hoeveel ik als kater van 2 jaar mag wegen, dat is zo weinig dat dat echt niet gaat lukken. Ik vind ook alles lekker zoals mijn dagelijks zakje vlees, helaas krijg ik op advies van de dierenartsassistente tegenwoordig maar een half zakje per dag. Ook lust ik graag brinta, een gekookt eitje, melk en ga ik naast het bord van mijn baas zitten als hij lekkere macaroni eet. De assistente heeft gezegd dat alleen poezenvoer voor mij genoeg is en dat ik geen menseneten hoef te krijgen, maar mensen eten zo lekker dat ik mijn vrouwtje en/of mijn baasje vaak heel lief aankijk en met mijn liefste stemmetje “mauw” zeg als zij iets lekkers eten. Vaak krijg ik dan wel een klein hapje. Jullie begrijpen het vast al: één van mij hobby’s is eten.
Een andere hobby van mij is slapen. Dat doe ik ook graag. Op de poef waar speciaal voor mij een handdoek op ligt. In mijn poezenmandje op de overloop. In de grote doos in de schuur waar een lekker dik tuinstoelkussen in ligt met daar bovenop een paar dekentjes. Ook kies ik wel eens een mooie stoel in de huiskamer uit om een dutje te doen.
Verder hou ik erg van gezelschap. Als de baas of zijn vrouw achter het bureau zitten, ga ik op het bureau zitten, liefst op het toetsenbord. Als zij uit hun werk komen, hoor ik het altijd en loop ik altijd luid miauwend naar ze toe. Ik praat altijd met ze, in mijn poezentaal vertel ik dan wat ik die dag beleefd heb. Een buurmeisje van 2 noemt mij daarom: “mau, mau”. ’s Morgensvroeg kan ik dat ook goed; als ik in de achtertuin ben en ik hoor een wekker afgaan roep ik ook heel hard: “mau, mau” dan komt de baas of zijn vrouw naar beneden toe om de achterdeur open te doen zodat ik lekker kan gaan eten.
Spelen doe ik ook graag. Met speelgoedmuizen die ik cadeau gekregen heb, ook met stokjes of druiventakjes die naar mij toegegooid worden. Ik vang ook wel eens een levende muis. Liefst breng ik die dan trots binnen. Mijn vrouwtje vind dat niet leuk, die zegt dat ik mijn prooi buiten op moet eten. Ik heb ook wel eens een vogeltje gevangen, die peuzel ik dan lekker op. Alleen een paar kleine veertjes blijven dan over. Van de volière van een buurman moet ik afblijven, hij vindt toch al dat er erg veel poezen in onze buurt lopen.
Ik heb ook nog een geheim. Vorig jaar is er iets gebeurd waardoor mijn staart gewond is geraakt. Ik vertel alleen niet wat er gebeurd is, of ik gevochten heb of dat mijn staart tussen een grasmaaier gezeten heeft. Gevolg is wel dat mijn staart zo ziek is geworden dat alle medicijnen van de dierenarts niet meer hielpen. Uiteindelijk hebben de dierenartsen besloten dat mijn staart geamputeerd moest worden. Dit was een grote operatie. Toen ik thuiskwam had ik een grote kap om mijn hoofd en verband over het stompje van mijn staart, maar dat wilde ik allemaal niet! Ik houd niet van al die dingen aan mijn lijf! Ik heb alles eraf gegooid! De dierenarts mocht het er ook niet opnieuw omdoen. Toen moest ik zonder kap en zonder verband een paar dagen binnenblijven, gelukkig ben ik wel weer helemaal beter geworden. Ik ben nu van een boerderijkat een deftige raskat geworden!
Goed dit is mijn verhaal, groetjes van Dikkie van de Burgemeester van Slijpestraat.